Non Siamo Pesci

10 september 2021 - Palermo, Italië

Chris Obehi – Non Siamo Pesci

Volgens mijn Italiaanse vrienden herken je een trattoria aan een aantal kenmerken. Er is altijd lawaai, er is troep en mannen hebben er veel te dikke buiken. Een zanger zal komen om midden in het restaurant muziek te gaan maken. In plaats van luxe servetten liggen er goedkoop ogende papiertjes op tafel en de menukaarten zijn louter in het Italiaans. Het eten is veel en goed. Ricky zegt thuis 120 tot 150 gram pasta te serveren, maar in een trattoria 200+ gram te krijgen. Alhoewel de smaak goed is, is het eten niet Instagramwaardig. Tijdens onze trip moest de trattoria volgens mijn Italiaanse vrienden aan een belangrijk extra kenmerk voldoen om er te kunnen dineren: de werknemers moeten uit Rome komen. Het was juli en ik at cacio e pepe met bruschetta met dierbaren die ik anderhalf jaar niet had kunnen zien in de hoofdstad van Italië waar ik tien jaar niet was geweest.

Deze zomer was ik van plan om qua buitenlandse reizen zoveel mogelijk op de oude voet verder te gaan en mezelf te herenigen met alle verre vrienden en nog af te tikken to-do-list bestemmingen. Zo fietste ik met mijn vriendje door Wallonië en met mijn cliënten en collega’s was ik in Vlaanderen. Het kunnen reizen gaat echter niet geheel zonder beperkingen. In mijn schoudertasje heb ik altijd mondkapjes en inmiddels heb ik bijna vijftien keer een stok in mijn neus voor het goede doel gehad. Dat ik na mijn werktrip nog het meest enthousiast was over de supersonische stofzuiger uit de kampeerboerderij, laat zien dat de beperkingen weinig invloed op mij hebben (gehad). Hoe anders is dit voor miljarden medemensen.

In de afgelopen negen jaren schreef ik vaker kritische zelfreflecties over mijn geprivilegieerde positie als witte, mobiele vrouw met een Nederlands paspoort. Tijdens deze pandemie ben ik mij nog meer gaan beseffen dat mijn bijna ongelimiteerde verplaatsmogelijkheden een groot voorrecht zijn. Ik word hier extra mee geconfronteerd in Sicilië, waar ik de zomerschool ‘Migrants, Human Rights and Democracy’ volg. Door middel van lezingen door onder andere professoren, NGO-medewerkers, beleidsmedewerkers, fotojournalisten en migranten zelf krijg ik verhalen te horen en beelden te zien van alle mensen die zich met meer beperkingen dan ik proberen te verplaatsen. In zowel het politieke debat als in de media draait het vaak om cijfers, waarbij migranten worden afgeschilderd als paria. Een Nigeriaanse migrant, die minderjarig was toen hij Italië na een heftige reis op een zinkend schip binnenkwam, zong er een lied over; “we aren’t fishes, we are humans”. Denkend aan hetgeen sommige medemensen moeten doorstaan, komt het extra hard binnen als we ons zouden voorstellen dat deze gebeurtenissen onze eigen dierbaren zouden overkomen.

Want stel je voor… Je moet een reddingsvest van piepschuim maken om vervolgens daarmee jouw minderjarige dochter in haar eentje de Middellandse Zee op te sturen? Stel je voor dat het jouw buurman zou zijn, die één van de honderden inzittenden op een zinkende boot was en dat één van de ‘zakken voor kadavers’ in de lijkhuizen voor hem zou zijn? Stel je voor dat jouw broertje op een trein zou springen die 200 kilometer per uur gaat, waarbij de overlevingskans bijna minimaal is? Stel je voor dat jouw partner door een verkrachting zo getraumatiseerd is dat hij of zij drie jaar niet meer kan praten? Stel je voor dat jouw gezin zich tientallen kilometers per dag lopend moet verplaatsen, zonder schoenen met een temperatuur van -15? Stel je voor dat jouw ouders weken niet kunnen douchen? Stel je voor dat jij zelf na jaren aan ontberingen voor prikkeldraad en netten zou staan en niet verder kunt reizen?

Denkend aan wat sommigen doorstaan en hoe weinig erkenning daarvoor is, kan ik mij schuldig voelen over de gemakzucht waarmee ik mijn vertrouwde reizigersleven heb opgepakt. De Nigeriaanse migrant hield mij nog een extra spiegel voor; “don’t look for a paradise, but create your own”.